Van oud naar nieuw met een (quasi-) gerust hart
Gelet op de quasi-immuniteit van de werknemer op grond van artikel 18 van de Arbeidsovereenkomstenwet, hoeft u zich dus noch als werkgever noch als werknemer ernstige zorgen te maken om op 31 december 2024 van oud (BW) naar nieuw (BW) te gaan. In de praktijk zal er immers niet zoveel veranderen. Waarom zou een medecontractant van een werkgever een buitencontractuele aansprakelijkheidsvordering instellen tegen een werknemer van laatstgenoemde als dat enkel maar in een beperkt aantal gevallen kan (zware fout, bedrog of gewoonlijk lichte fout), en hij een veel ruimere vorderingsmogelijkheid heeft ten aanzien van zijn medecontractant, de werkgever?
Willen ongeruste werkgevers hun werknemers vanaf 1 januari 2025 toch ook beschermen tegen buitencontractuele aansprakelijkheidsvorderingen van hun medecontractanten in het geval van zware fout en herhaalde lichte fout [1], dan kunnen die werkgevers zelfs nog vóór de jaarwissel al terug van nieuw (BW) naar oud (BW) door middel van een contractuele afspraak met hun klanten. Een bevrijdingsbeding in het hoofdcontract tussen de werkgever en de klant, waarin wordt bedongen dat de klant de werknemers niet kan aanspreken – met uitzondering van de gevallen waarin sprake is van een aantasting van de fysieke en/of psychische integriteit van de klant of waarin de werknemer een fout heeft begaan met het opzet schade te veroorzaken (bedrog) –verhindert dat werknemers persoonlijk door de klant kunnen worden aangesproken. Werkgevers die het niet doenbaar achten om een en ander (op korte termijn) door te voeren in de (bestaande) contracten met hun klanten, kunnen kiezen voor een nog eenvoudigere oplossing: ook door middel van een bevrijdingsbeding in de arbeidsovereenkomsten met hun werknemers, kunnen werkgevers verhinderen dat klanten hun werknemers buitencontractueel kunnen aanspreken voor een zware fout of herhaalde lichte fout, andere dan bedrog en fouten die een aantasting van de fysieke of psychische integriteit betekenen.
In zo’n bevrijdingsbeding verzaakt de werkgever uitdrukkelijk ten aanzien van zijn werknemers aan elk buitencontractueel vorderingsrecht op grond van artikel 6.3, § 1 van het Burgerlijk Wetboek, en verduidelijkt dat die afstand zijn werknemers meteen ook bevrijdt van het buitencontractueel vorderingsrecht waarover zijn contractpartij met toepassing van artikel 6.3, § 2, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek ten aanzien van zijn werknemers zou beschikken. Sommigen zijn van mening dat de hierboven genoemde bevrijding in strijd zou zijn met de relativiteit van de overeenkomsten, maar de wet bepaalt uitdrukkelijk dat werknemers-hulppersonen het bevrijdingsbeding dat zij kunnen inroepen ten aanzien van hun werkgever, ook kunnen inroepen tegen klanten van hun werkgever (artikel 6.3, § 2, derde lid van het Burgerlijk Wetboek). Dat bevrijdingsbeding verhindert ook dat een werkgever zijn werknemers zelf nog buitencontractueel kan aanspreken, maar doet natuurlijk geen afbreuk aan zijn contractueel vorderingsrecht tegen laatstgenoemden. En klanten worden niet helemaal van aansprakelijkheidsvorderingen gedepriveerd: een contractuele aansprakelijkheidsvordering ten aanzien van hun medecontractant blijft mogelijk en een buitencontractuele aansprakelijkheidsvordering ten aanzien van de hulppersoon blijft mogelijk in het geval de fout van laatstgenoemde een aantasting van de fysieke of psychische integriteit betekent en/of is begaan met het opzet schade te veroorzaken.
Ook werkgevers (en hun werknemers) die het zekere voor het onzekere willen nemen, kunnen dus met een gerust hart het nieuwe jaar in. Zij beginnen het best nog rond Halloween met de opmaak van het gewenste bevrijdingsbeding.
[1] Niet bedrog of opzet.
Met een klik op deze koppeling
komt u op een overzichtstabel waarin alle aansprakelijkheidsvorderingen en hun respectieve rechtsgronden in de verhouding ‘werkgever – werknemer – medecontractant van de werkgever – volkomen derde’, van toepassing vanaf 1 januari 2025, voor u worden samengebracht.
Nina Pierens